Familie, Scheiden, Alimentatie


Aanvragen van ouderlijk gezag

In Nederland staan alle minderjarige kinderen tot hun 18de levensjaar onder ouderlijk gezag. Ouderlijk gezag betekent dat de juridische ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en verzorging van het kind. In dit artikel wordt toegelicht hoe het ouderlijk gezag wordt aangevraagd en hoe het gewijzigd kan worden.
De moeder waaruit het kind wordt geboren, heeft van rechtswege het ouderlijk gezag over het kind. Als de moeder op dat moment gehuwd is of een geregistreerd partnerschap heeft, komt het ouderlijk gezag ook van rechtswege toe aan de vader. Dit volgt uit art. 1:251 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Daarnaast krijgt de vader van rechtswege het gezag als de ouders een huwelijk of geregistreerd partnerschap aangaan na de geboorte van een kind. Het is dan wel een vereiste dat de vader het kind heeft erkend.

Als de ouders niet gehuwd zijn of een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, heeft de vader niet automatisch het gezag. De vader kan gezag krijgen door gezamenlijk met de moeder een aanvraag te doen in het gezagsregister. Het is dan van belang dat de vader het kind heeft erkend en de moeder hier medewerking aan verleend. Als moeder geen medewerking verleent bij het aanvragen van het gezag, kan de vader een verzoek tot verkrijging van gezag doen op grond van art. 1:253c lid 1 BW. Ook hierbij is het een voorwaarde dat de vader het kind heeft erkend. De rechter bepaalt dan in het belang van het kind of het ouderlijk gezag aan de vader wordt toegewezen.

Indien er gezamenlijk gezag wordt aangevraagd, zijn er twee gronden waarop het gezamenlijk gezag kan worden afgewezen door de rechter. Deze staan in art. 1:253c lid 2 sub a-b BW. De eerste grond betreft het klemcriterium. Hierbij wordt er gekeken naar of er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Daarnaast is het van belang dat dit niet binnen aanzienbare tijd voldoende verbetert. Een kind komt bijvoorbeeld klem te zitten tussen zijn ouders als deze dagelijks ruzie hebben en onderling geen contact meer kunnen hebben. De tweede grond is het noodzakelijkheidscriterium. Hierbij wordt er gekeken naar of het afwijzen van het ouderlijk gezag noodzakelijk is in het belang van het kind. Dit is bijvoorbeeld als er bij de vader omstandigheden zijn, waardoor hij niet in staat is om het kind te verzorgen. Als er niet aan een van bovenstaande gronden wordt voldaan en het toewijzen van het gezag in belang van het kind is, dan zal het gezag worden toegewezen.

Na een scheiding blijft het gezag gezamenlijk voortbestaan, tenzij middels een procedure wordt verzocht om eenhoofdig gezag toe te wijzen aan een van de ouders. De rechter kan het gezag aan een van de ouders toewijzen op grond van art. 1:251a lid 1 BW. Er wordt dan wederom gekeken naar het klemcriterium, het noodzakelijkheidscriterium en het belang van het kind. Als er geen eenhoofdig gezag wordt toegewezen, zal het gezamenlijk gezag blijven voortbestaan tot het kind 18 jaar is.

Claudia Mungo

Student, Eindhoven

Personen- en familierecht

Claudia Mungo