Zakelijk, Arbeid, Schade
Particulier
Rechtsgeldigheid van de overeenkomst bij een stichting?
Namens de Stichting NAAM, een culturele ANBI-instelling in PLAATSNAAM, verzoek ik je om juridische advies inzake een geschil dat is ontstaan met een van de exposerende kunstenaars. De Stichting , een niet-commerciële stichting, fungeert als expositiecentrum voor eigentijdse kunst en is volledig afhankelijk van overheidssubsidies. Bestuursleden van de Stichting verrichten hun werkzaamheden geheel onbezoldigd en belangeloos. Vanwege de afhankelijkheid van overheidssubsidies en de niet-commerciële functie, heeft de stichting geen begrotingsruimte voor juridische kosten. In januari 2021 hebben wij een uiterst summiere overeenkomst met de betrokken kunstenaar afgesloten voor het realiseren van een binnen-expositie en een buitenkunstwerk. De binnen-expositie is gerealiseerd binnen de afgesproken periode en de kunstenaar heeft hiervoor de afgesproken vergoeding ontvangen. Het buitenkunstwerk en de expositie daarvan in de openbare ruimte is niet gerealiseerd binnen de afgesproken periode van juli 2021 t/m maart 2022. Deels door nalatigheid van de kunstenaar en deels door haar afwezigheid o.g.v. zwangerschapsverlof. Gedurende 2021 hebben wij aanvullende subsidies ontvangen waardoor hogere vergoedingen voor de kunstenaar mogelijk werden. Daarnaast is vanaf juli 2021 de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) van kracht. De WBTR vereist o.a. dat overeenkomsten met derden dienen te voldoen aan bepaalde voorwaarden. Na terugkeer van zwangerschapsverlof in februari 2022 heeft de kunstenaar aangegeven dat zij alsnog de expositie van het buitenkunstwerk wil realiseren. Wij zijn daarmee akkoord echter wij zijn van mening dat daarvoor een geactualiseerde overeenkomst noodzakelijk is. Wij zijn namelijk van mening dat de uiterst summiere overeenkomst van 15 januari 2021 niet meer (rechts)geldig is. De redenen daarvoor zijn;
• De in januari 2021 overeengekomen periode voor de buiten-expositie is verlopen en wij wensen de nieuw af te spreken periode voor de buiten-expositie vast te leggen in een nieuwe overeenkomst.
• De hogere vergoedingen voor de kunstenaar willen wij eveneens vastleggen in een overeenkomst.
• Ook de aanvullende afspraken betreffende de verzekering die wij (op kosten van de stichting) willen afsluiten willen wij vastleggen in een overeenkomst.
• Als gevolg van WBTR hebben wij vanaf begin 2022 meer gespecificeerde overeenkomsten opgesteld voor deelnemende kunstenaars. Deze gespecificeerde overeenkomst willen wij ook voor de onderhavige kunstenaar afsluiten.
Op grond van het bovenstaande menen wij dat de overeenkomst van 15 januari 2021 verlopen en niet meer rechtsgeldig is en dat een geactualiseerde overeenkomst met de betreffende kunstenaar noodzakelijk en gerechtigd is. De kunstenaar gaat hier echter niet mee akkoord en is van mening dat wij het buitenkunstwerk zonder geactualiseerde overeenkomst moeten exposeren.
• De in januari 2021 overeengekomen periode voor de buiten-expositie is verlopen en wij wensen de nieuw af te spreken periode voor de buiten-expositie vast te leggen in een nieuwe overeenkomst.
• De hogere vergoedingen voor de kunstenaar willen wij eveneens vastleggen in een overeenkomst.
• Ook de aanvullende afspraken betreffende de verzekering die wij (op kosten van de stichting) willen afsluiten willen wij vastleggen in een overeenkomst.
• Als gevolg van WBTR hebben wij vanaf begin 2022 meer gespecificeerde overeenkomsten opgesteld voor deelnemende kunstenaars. Deze gespecificeerde overeenkomst willen wij ook voor de onderhavige kunstenaar afsluiten.
Op grond van het bovenstaande menen wij dat de overeenkomst van 15 januari 2021 verlopen en niet meer rechtsgeldig is en dat een geactualiseerde overeenkomst met de betreffende kunstenaar noodzakelijk en gerechtigd is. De kunstenaar gaat hier echter niet mee akkoord en is van mening dat wij het buitenkunstwerk zonder geactualiseerde overeenkomst moeten exposeren.