Ik heb een vraag over erfdienstbaarheid dat moet volgens 5.74 BW op de voor het dienende erf minst bezwarende wijze uitgeoefend worden.

Beste heer/mevrouw,

Om bij mijn huis te komen, én bij het huis van mijn buren moet je over een brug van ruim 2 meter breed. Dat is de enige toegang. Deze brug loopt recht evenwijdig door in een strook grond van ca. 2 meter breed tussen het huis van mijn buren en mijn huis. Van deze strook van 2 meter en van de brug is ongeveer 30 cm mijn eigendom, de rest is eigendom
van de buren.

In de akte is onder het kopje erfdienstbaarheden een passage opgenomen die spreekt over 'erfdienstbaarheden van weg over en weer ten laste van het brugje en het pad tussen de huizen, om te komen en gaan van en naar de openbare weg en andere delen van het heersend erf'.

Direct over de brug kan ik bij mijn voordeur komen. Als ik via de strook grond tussen de huizen iets doorloop heb ik toegang tot mijn tuin, garage en dus ook de achterdeur nabij de keuken. Deze situatie is voor mijn buren hetzelfde, maar dan gespiegeld.

Een erfdienstbaarheid moet volgens 5.74 BW op de voor het dienende erf minst bezwarende wijze uitgeoefend worden.

Nu zijn mijn buren van mening dat op grond van dit artikel ik alléén van mijn achterdeur gebruik mag maken wanneer dat noodzakelijk is, dus bijvoorbeeld met een (motor)fiets of kruiwagen. Echter, dat elk gebruik dat door de voordeur kan, dus met een tas met boodschappen of bijvoorbeeld bezoek dat langs komt, via de voordeur moet. Dit omdat dat hen onnodige hinder zou opleveren wanneer dit via de achterdeur gaat.

Is dit terecht?
- De buren zien en horen mij niet wanneer ik via het pad van de achterdeur gebruik maak. Van hinder lijkt mij dan geen sprake;
- In de akte zijn geen aanvullende beperkingen opgenomen. Er wordt gesproken over het komen en gaan van en naar de openbare weg en andere delen van het perceel. Er zijn verder geen beperkingen opgenomen over de wijze waarop en onder welke voorwaarden.

Vriendelijke groet,