Wonen, Buren
Particulier
10d. De factor, genoemd onder c, geeft aan hoeveel het globaal kwartaal-indexcijfer van de bouwkosten van woningen ( maandstatistiek bouwnijverheid van het centraal bureau van de statistiek) laatstelijk bekend op de datum van de overgang van eigendom, uitmaakt van het globale indexcijfer over het kwartaal, waarin de datum van aanvang van de eerste bewoning valt
Kunnen jullie bij helpen om deze twee paragrafen in iets meer "normaal" Nederlands te vertalen
Hierbij een poging. U moet bij verkoop afrekenen over het verschil tussen de verkoopprijs en de historische verkrijgingskosten. Om te voorkomen dat u de verkoopprijs kunstmatig laag houdt, wordt in 10c zeker gesteld dat niet zomaar mag worden uitgegaan van de verkoopprijs, en wordt voor de zekerheid een correctiemechanisme ingebouwd:
1. De verkoopprijs is nooit lager dan de verkoopwaarde die zou gelden bij verkoop vrij van huur en gebruik (hiermee wil men voorkomen dat u de afrekenverplichting ontduikt door de woning in verhuurde staat te verkopen, wat natuurlijk tot een lage verkoopwaarde leidt).
2. Wel mag u de historische verkrijgingskosten 'opplussen' met de prijsstijging van de bouwkosten volgens de maandstatistiek bouwnijverheid van het CBS. Dat wordt immers bedoeld: er staat feitelijk dat u de historische verkrijgingskosten moet nemen, deze kosten moet indexeren (met de in 10d bedoelde indexering), en dan de historische verkrijgingskosten er weer van moet aftrekken. Dan houdt u de netto-kostenstijging over. Het staat er alleen erg omslachtig. Vergelijk het maar met bijvoorbeeld het uitrekenen van een BTW-bedrag: u kunt rekenen met factor 0,19, dan krijgt u alleen de BTW, of met 1,19, dan krijgt u de prijs met BTW, maar dan moet u de prijs er weer aftrekken om de BTW te krijgen. In de akte is dus gekozen voor de tweede systematiek.