Stel vraag

Particulier


Goedemiddag,

Wegens een wijziging in BTW-regime is de onderneming waarvoor ik werkzaam ben in overleg met de Belastingdienst omgezet van een BTW-plichtige onderneming naar een niet BTW-plichtige onderneming.

De wijziging in BTW-regime zal in de dagvaardingsdocumenten vernoemd moeten gaan worden.

In de verwijzing naar onze eis in het petitum heb ik de volgende melding gemaakt:

II. derhalve heeft eiseres, die niet BTW-plichtig is, van gedaagde te
vorderen een bedrag als hierna vermeld:

Voorts heb ik het volgende opgenomen na het petitum:

III. niet BTW-plichtig
Aangezien eiseres ten aanzien van de onderhavige vorderingen welke zij heeft gekocht door de Belastingdienst niet wordt aangemerkt als ondernemer in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968. Dit houdt in dat eiseres de BTW op externe kosten die zij maakt voor de incasso van deze vorderingen niet kan verrekenen.

Vervolgens onder mitsdien de extra vermelding van:

Eiseres verklaart hierbij de omzetbelasting niet te kunnen verrekenen in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968;

De kosten dezes zijn, verhoogd krachtens artikel 10 Btag,


Nu vraag ik mij af of we hiermee alles hebben afgedekt.

Zijn er wellicht nog andere aspecten waarmee wij geconfrontreerd kunnen worden in de weg naar de rechter?

Of ik de vraag goed begrepen heb weet ik niet zeker. De tekst onder mitsdien maakt mij niet duidelijk wat er wordt gevorderd.

Mijn antwoord: kernvraag tussen 2 contractspartijen is of wel danwel geen BTW in rekening kan worden gebracht cq moet worden gebracht.
Wie niet BTW-plichting is, kan geen BTW in rekening brengen. Dat wil niet zeggen dat de leveranciers geen BTW in rekening mogen brengen als zij een rekening sturen. In deze zou ik in ieder geval eens naar de oorspronkelijke overeenkomst kijken.

Wat u wilt betogen met de vaststelling dat BTW niet verrekend kan worden is mij onduidelijk.

Beoordeel dit antwoord:

Gratis antwoord op juridische vraag

Stel vraag