Overheid, Gemeente, Vergunning
Particulier
Doorberekenen hogere OZB voor recreatieterrein aan huurders?
De gemeente Castricum heeft erkend dat het onterecht is dat zij een WOZ-waarde heeft bepaald voor recreatiewoningen die eigendom zijn van de gebruikers, maar op grond staan van de parkeigenaar. Deze parkeigenaar verhuurt de grond, zonder recht van opstal. De WOZ-waardebepaling had overigens niet tot gevolg dat er OZB werd geheven over de recreatiewoningen. Wel werd de afvalstoffenheffing daaraan gekoppeld. De gemeente heeft nu met terugwerkende kracht over het jaar 2022 de afvalstoffenheffing geschrapt en het reeds betaalde gecrediteerd.
De parkeigenaar krijgt nu voor het hele terrein een nieuwe WOZ- waardebepaling, haar accountant zal daar mogelijk bezwaar tegen aantekenen. Er is niets bekend over een opschortende werking van heffingen zolang een eventuele bezwaarprocedure loopt.
De parkeigenaar verwacht andere heffingen en wacht met het in rekening brengen van de huursom totdat duidelijk is waar zij door de gemeente voor wordt aangeslagen.
Omdat wij geen OZB betaalden, verwacht ik dat op grond van de individuele WOZ-waardebepalingen er al wel een OZB-bedrag in rekening wordt gebracht bij de parkeigenaar en dat deze in de huurprijs is verdisconteerd.
Bovenstaande is aan de orde gekomen doordat de - onterecht vastgestelde - aanzienlijk hogere WOZ-waardebepalingen hebben geleid tot bezwaren omdat men ervan uitging dat die hogere WOZ-waardebepaling wel consequenties zou hebben voor de IB Box 3 heffing.
Onze vrees is nu dat de gemeente Castricum het gehele terrein een navenant aanzienlijk hogere WOZ-waarde gaat toekennen en dat dientengevolge de parkeigenaar een aanzienlijk hogere OZB-aanslag krijgt en deze zal gaan doorberekenen. De vraag is nu of dat wel mag en of zij daar niet mee moet wachten tot het moment dat huurcontracten worden verlengd. Dan kan de parkeigenaar immers een nieuwe huurprijs bepalen die jaarlijks door indexering kan worden verhoogd. Zij zal - lijkt mij - bij verhoging van de huurprijs duidelijk moeten specificeren waarop die verhoging is gebaseerd.
De parkeigenaar krijgt nu voor het hele terrein een nieuwe WOZ- waardebepaling, haar accountant zal daar mogelijk bezwaar tegen aantekenen. Er is niets bekend over een opschortende werking van heffingen zolang een eventuele bezwaarprocedure loopt.
De parkeigenaar verwacht andere heffingen en wacht met het in rekening brengen van de huursom totdat duidelijk is waar zij door de gemeente voor wordt aangeslagen.
Omdat wij geen OZB betaalden, verwacht ik dat op grond van de individuele WOZ-waardebepalingen er al wel een OZB-bedrag in rekening wordt gebracht bij de parkeigenaar en dat deze in de huurprijs is verdisconteerd.
Bovenstaande is aan de orde gekomen doordat de - onterecht vastgestelde - aanzienlijk hogere WOZ-waardebepalingen hebben geleid tot bezwaren omdat men ervan uitging dat die hogere WOZ-waardebepaling wel consequenties zou hebben voor de IB Box 3 heffing.
Onze vrees is nu dat de gemeente Castricum het gehele terrein een navenant aanzienlijk hogere WOZ-waarde gaat toekennen en dat dientengevolge de parkeigenaar een aanzienlijk hogere OZB-aanslag krijgt en deze zal gaan doorberekenen. De vraag is nu of dat wel mag en of zij daar niet mee moet wachten tot het moment dat huurcontracten worden verlengd. Dan kan de parkeigenaar immers een nieuwe huurprijs bepalen die jaarlijks door indexering kan worden verhoogd. Zij zal - lijkt mij - bij verhoging van de huurprijs duidelijk moeten specificeren waarop die verhoging is gebaseerd.