Overheid, Gemeente, Vergunning
Particulier
Beroep tegen uitspraak op bezwaar RVO zinvol?
Ik zou graag willen weten of het zinvol is om tegen een uitspraak op bezwaar van de RVO in beroep te gaan. Het gaat om een afwijzing
bij de TVL regeling (Tegemoetkoming Vaste Lasten) voor ondernemers.
Het bezwaar dat ik al had aangetekend bij hun is afgewezen, omdat ze alleen naar procedurefouten kijken en niet inhoudelijk op de tekortkomingen van de regeling ingaan.
Mijn probleem met de regeling ligt bij de referentieperioden: ik heb voor twee kwartalen TVL ontvangen, maar voor twee andere kwartalen kwam ik niet in aanmerking vanwege de andere referentieperioden die daarvoor gehanteerd werden. Mijn omzet als beeldend kunstenaar komt namelijk zeer onregelmatig tot stand.
Er zijn al twee uitspraken gedaan door het CBB die daarop betrekking hebben :
ECLI:NL:CBB:2021:594
ECLI:NL:CBB:2021:825
In beide zaken is het beroep van de appelanten ongegrond.
Mogelijke uitzonderingen op de referentieperioden kunnen gemaakt worden in geval van b.v. brand, ernstige ziekte of een overlijden in de directe omgeving. En vervolgens moet ook het omzetverlies tussen de verschillende referentieperioden substantieel zijn. Dat laatste was volgens de rechter in beide zaken niet het geval.
Mijn vraag is eigenlijk eenvoudig: hanteert de rechter een soort 'getrapte' beoordelingscriteria? D.w.z wordt eerst gekeken of er sprake is van voldoende schrijnende
omstandigheden en vervolgens of het omzetverschil ook groot genoeg is?
In mijn geval is namelijk geen sprake van schrijnende omstandigheden als brand, ziekte, etc.
Maar in mijn geval is het omzetverlies juist weer wel extremer: het ene (referentie)kwartaal voldoende om twee kwartalen TVL te krijgen, een andere kwartaal veel minder omzet zodat de drempel voor TVL niet eens gehaald wordt.
Ik vermoed dat ik weinig kans maak, vooral als aan beide voorwaarden voor een eventuele positieve uitkomst moet worden voldaan.
bij de TVL regeling (Tegemoetkoming Vaste Lasten) voor ondernemers.
Het bezwaar dat ik al had aangetekend bij hun is afgewezen, omdat ze alleen naar procedurefouten kijken en niet inhoudelijk op de tekortkomingen van de regeling ingaan.
Mijn probleem met de regeling ligt bij de referentieperioden: ik heb voor twee kwartalen TVL ontvangen, maar voor twee andere kwartalen kwam ik niet in aanmerking vanwege de andere referentieperioden die daarvoor gehanteerd werden. Mijn omzet als beeldend kunstenaar komt namelijk zeer onregelmatig tot stand.
Er zijn al twee uitspraken gedaan door het CBB die daarop betrekking hebben :
ECLI:NL:CBB:2021:594
ECLI:NL:CBB:2021:825
In beide zaken is het beroep van de appelanten ongegrond.
Mogelijke uitzonderingen op de referentieperioden kunnen gemaakt worden in geval van b.v. brand, ernstige ziekte of een overlijden in de directe omgeving. En vervolgens moet ook het omzetverlies tussen de verschillende referentieperioden substantieel zijn. Dat laatste was volgens de rechter in beide zaken niet het geval.
Mijn vraag is eigenlijk eenvoudig: hanteert de rechter een soort 'getrapte' beoordelingscriteria? D.w.z wordt eerst gekeken of er sprake is van voldoende schrijnende
omstandigheden en vervolgens of het omzetverschil ook groot genoeg is?
In mijn geval is namelijk geen sprake van schrijnende omstandigheden als brand, ziekte, etc.
Maar in mijn geval is het omzetverlies juist weer wel extremer: het ene (referentie)kwartaal voldoende om twee kwartalen TVL te krijgen, een andere kwartaal veel minder omzet zodat de drempel voor TVL niet eens gehaald wordt.
Ik vermoed dat ik weinig kans maak, vooral als aan beide voorwaarden voor een eventuele positieve uitkomst moet worden voldaan.